? (UK), Weberbock (DE)
Status in NL
Voor 1980: Vrij algemeen, vanaf 1980: Vrij zeldzaam (TEUNISSEN, 2009)
Waarneming.nl: Zeldzaam (maart 2025)
Tekst en foto's: R. Geraeds 2025/05 vs 1
Herkenning
De Weverboktor is een grote tot zeer grote (14 tot 32 mm), gedrongen, plompe boktor met een zijdoorn op het borststuk. De kevers zijn geheel zwart. Op de dekschilden, het borststuk en de kop zijn kleine vlekjes van bruine tot gele beharing aanwezig. De dekschilden zijn bezet met kleine bultjes, het borststuk en de kop zijn sterk gepuncteerd. De dikke sprieten zijn van beide geslachten korter dan het lichaam. De vrouwtjes zijn gemiddeld groter dan de mannetjes en hebben naar verhouding kortere sprieten.
Gelijkende soorten
Weverboktorren kunnen verward worden met verschillende soorten, niet inheemse boktorren van het genus Monochamus. Deze soorten zijn eveneens grotendeels zwart met bruingele vlekjes, maar zijn slanker dan de Weverboktor. Beide geslachten van de verschillende Monochamus-soorten hebben sprieten die langer zijn dan het lichaam, in tegenstelling tot de Weverboktor. Verder is het schildje van de Weverboktor zwart en onbeheerd. Bij de Monochamus-soorten is het schildje geheel of deels bruingeel behaard. Verwarring met de geheel zwarte Wortelboktor (Spondylis buprestoides), Grote zwarte smalboktor (Leptura aethiops) en Stictoleptura scutellata ligt minder voor de hand. Deze soort hebben geen zijdoorn op het borststuk.
Habitat, waard- en voedselplanten
De Weverboktor is een soort van ooi- en broekbossen in rivier- en beekdalen maar wordt ook langs kanalen en in grienden aangetroffen. De soort is hier gebonden aan wilgen (Salix sp.) en populieren (Populus sp.) die de belangrijkste waardplanten vormen. Daarnaast is de ontwikkeling bekend van berk (Betula sp.) els (Alnus sp.) en moerbei (Morus sp.). De imago’s eten van de randen van bladeren en de bast van jonge takken van de waardbomen (KLAUSNITZER et al., 2016b; VITALI, 2018).
Levenswijze
De vrouwtjes knagen een holte aan de stamvoet van levende, kwijnende of vers afgestorven waardplanten waarin vervolgens de eitjes worden gelegd. Nadat de eitjes uitkomen kagen de larven in eerste instantie gangen in de bast van de onderste stamdelen en/of de wortels. Later vreten ze zich ook dieper het (spint)hout in. Na de tweede overwintering leggen de larven een poppenwieg aan in een van de vraatgangen waarin ze in de periode van april tot juni verpoppen. De ontwikkeling van de soort neemt drie jaar in beslag (Klausnitzer et al., 2016b; VITALI, 2018).
De imago’s zijn vooral ’s nachts actief, maar kunnen ook bij warm zonnig weer lopend worden aangetroffen. Ze houden zich vooral onder op stammen en takken op, tot een hoogte van twee meter. Hoewel de soort wel kan vliegen, doen ze dit in de praktijk vrijwel nooit en verplaatsen ze zich lopend (Klausnitzer et al., 2016b).
Vliegtijd & Methode
Weverboktorren zijn in de regel vanaf april tot in oktober actief. Het overgrote deel van de Nederlandse waarnemingen komt uit mei. De eigen uiterste (schaarse) waarnemingen van imago’s zijn op 27 april (2021) en 4 juni (2022) gedaan.
J | F | M | A | M | J | J | A | S | O | N | D |
Zicht | Hout/stobben | - |
Bloeiende kruiden en struiken | - | |
Waardplanten | ++ | |
Klopscherm | + | |
Sleepnet | - | |
Licht | ML/HPL | - |
Blacklight | ||
Lokstoffen | Feromonen | - |
Overig | ||
Lokale ervaringen
Weverboktorren zijn het gemakkelijkste op zicht te vinden door het afzoeken van de stammen van jonge wilgen. De imago’s verblijven vooral laag op stammen zodat de kans om ze te vinden met behulp van een klopscherm relatief klein is.
Omdat de imago’s zich altijd lopend verplaatsen worden ze vaak het slachtoffer van verkeer op plekken waar paden door het leefgebied lopen. Het gericht zoeken naar verkeersslachtoffers kan daarom ook een effectieve methode zijn op de soort aan te tonen.
Cerambycidae-Boktorren is powered by Stichting Koekeloere / Copyright © 2025 . Alle rechten voorbehouden / Disclaimer