Cerambycidae -Boktorren

-------------------

Gewone borstelboktor - Pogonocherus hispidus (Linnaeus, 1758)
Lesser thorn-tipped longhorn beetle (UK), Dorniger Wipfelbock (DE)

Status in NL
Voor 1980: Algemeen, vanaf 1980: Algemeen (TEUNISSEN, 2009)
Waarneming.nl: Algemeen (mei 2021)

Herkenning
De Gewone borstelboktor is een zeer kleine boktor (4–6,5 mm) met beiderzijds een zijdoorn op het borststuk. De voorhelft van de dekschilden is overwegend opvallend (beige)grijs. Over de dekschilden loopt een lichtere V-vorminge band waarvan de punt naar achteren is gericht. De omgeving van het schildje bovenaan de dekschilden is driehoekig. De achterzijde van het dekschild is donker en heeft twee bundeltjes van zwarte borstelharen. Dekschilden met spitse punten aan buitenrand. Halschild en dekschilden met lange dichte beharing.  Spriet lang, geringeld met lange haren (
ZEEGERS & HEIJERMAN, 2008). De vrouwtjes hebben over het algemeen een forser postuur.

♂ en ♀ alleen te onderscheiden middels genitalia onderzoek (E. van Asseldonk)
De vrouwtjes hebben over het algemeen een forser postuur (E. van Asseldonk)

Gewone borstelboktorren. De beide geslachten zijn alleen te onderscheiden middels genitaal onderzoek. De vrouwtjes hebben over het algemeen een forser postuur.



Gelijkende soorten
Verwarring met de Bonte borstelboktor (P. hispidilus) is mogelijk, maar geen enkele borstelbok is zo bont gekleurd als de Bonte borstelboktor. Bij twijfel  kunnen de volgende kenmerken uitkomst bieden. Belangrijke kenmerken bevinden zich aan de randen van het dekschild. De achterrand van de dekschilden bij de Gewone borstelboktor loopt uit in een spits punt aan de buitenrand. De Bonte borstelboktor (P. hispidus) heeft twee spitse punten achteraan het dekschild. De overige Pogonocherus soorten hebben ronde dekschilden.  

Zwartkruinborstelboktor (A), Behaarde borstelboktor (B), Bonte borstelboktor (C) en Gewone borstelboktor. De achterrand van het dekschild is stomp (A & B) of spits (B & C). De Bonte borstelboktor (C) heeft een spitse punt aan buiten en binnenrand, de Gewone borstelboktor heeft alleen een spitse buitenrand.

Zwartkruinborstelboktor (A), Behaarde borstelboktor (B), Bonte borstelboktor (C) en Gewone borstelboktor. De achterrand van het dekschild is stomp (A & B) of spits (B & C). De Bonte borstelboktor (C) heeft een spitse punt aan buiten en binnenrand, de Gewone borstelboktor heeft alleen een spitse buitenrand.

Habitat, waard- en voedselplanten
De Gewone borstelboktor is een soort van bosranden, boomgaarden en tuinen (TEUNISSEN, 2009). Het is een polyfage soort die op veel soorten loofhout kan worden aangetroffen. Bekend zijn els (Alnius sp.), Haagbeuk (Carpinus betulus), meidoorn (Crataegus sp.), Beuk (Fagus sp.), Sporkehout (Frangula alnus), walnoot (Juglans sp.), eik (Quercus sp.), linde (Tilia sp.), iep (Ulmus sp.) en fruitbomen. Of de imago’s nog voedsel tot zich nemen is niet bekend.

Afgestorven vogelkers, vuilboom en lijsterbes zijn goede locaties om Gewone borstelbokken te vinden (R. Geraeds)

Afgestorven vogelkers, vuilboom en lijsterbes zijn goede locaties om Gewone borstelbokken te vinden.

Levenswijze
De larven van de Gewone borstelboktorren ontwikkelen zich in dunne afgestorven twijgen en takken met een diameter van 1 tot 3 cm. De ontwikkelingsduur van de larven bedraagt twee jaar (KLAUSNITZER et al., 2016b). 


Vliegtijd 
Gewone  borstelbokken kunnen worden aangetroffen in de maanden mei-oktober, de meeste worden echter vastgesteld in mei-juli (KLAUSNITZER et al., 2016b). TEUNISSEN (2009) vermeld dat de soort het gehele jaar kan worden aangetroffen met een piek eind april tot midden juni en een smallere piek van eind augustus tot midden september. 

Methode

Gewone borstelboktor - Pogonocherus hispidus _methode


Lokale ervaringen 
De Gewone borstelboktor is op de Meinweg een algemeen voorkomende soort die eenvoudig met klopscherm kan worden vastgesteld door dode struiken te kloppen. Dit kunnen takken zijn die als rillen op de grond liggen, dode takken aan levende bomen en dode struiken in het algemeen. De soort wordt vooral uit Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina), Gewone vogelkers (Prunus padus), Sporkehout, Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia) en in mindere mate eiken geklopt. Meerder exemplaren op één struik is geen uitzondering. De meeste waarnemingen zijn op de manier verzameld. In de winter kan de soort geklopt worden uit eik waar het herfstblad nog aan hangt. Vermoedelijk houden ze zich op in de opgekrulde bladeren. Overwintering kan ook plaatsvinden in de strooisellaag. Het zeven van de strooisellaag is dan noodzakelijk. Takkenbundels met vers loofhout, welke als mogelijk hulpmiddel dienen voor het vaststellen van soorten werden slechts sporadisch gebruikt. De soort is in de periode 2007-2020 niet op licht gevangen.

Tekst E. van Asseldonk, 2021/05-vs1

Foto's: R. Geraeds & E. van Asseldonk


E-mailen
Map
Info