Mierenboktor - Analglyptus mysticus (Linnaeus, 1758)
Rufous-schouldered longhorn beetle (UK), Zierbock (DE)
Status in NL
Voor 1980: Minder algemeen, vanaf 1980: Vrij zeldzaam (TEUNISSEN, 2009)
Waarneming.nl: Zeldzaam (december 2021)
Herkenning
De Mierenboktor is een kleine tot middelgrote (6 tot 14 mm) boktor zonder zijdoorn op het borststuk. De kop en het borststuk zijn zwart en de sprieten zijn zwart en aan de top roodbruin en deels bezet met een opvallend witte beharing. De dekschilden zijn aan de basis roodbruin gekleurd, de tophelft in zwart. Op het zwarte deel zitten twee banden van witte beharing. Tussen deze twee banden bevind zich een pijlvormige figuur van witte beharing. Het uiteinde van de dekschilden is witbehaard. De poten zijn overwegend zwart, de tarsen kunnen lichter, bruin gekleurd zijn. In tegenstelling tot de Elzenboktor zijn de dijen niet verdikt. De vrouwtjes en de mannetjes zijn in het veld moeilijk te onderscheiden.
Mierenboktor.
Gelijkende soorten
Het kleurpatroon van de dekschilden van de Mierenboktor lijkt op dat van de kleinere Elzenboktor (Phymatodes alni). Deze soort heeft eveneens twee witte banden op de dekschilden, zonder een lichte figuur hiertussen. Het uiteinde van de dekschilden van de Mierenboktor is donker en de poten hebben verdikte dijen, in tegenstelling tot de Mierenboktor.
De Mierenboktor heeft twee witte banden op de dekschilden (1) met daar tussenin een pijlvormige figuur (2). De uiteinden van de dekschilden zijn licht gekleurd (3). De dijen zijn niet verdikt (4).
De Elzenboktor heeft twee witte banden op de dekschilden (1) en de uiteinden van de dekschilden zijn donker (2). De dijen zijn duidelijk verdikt (3).
Habitat, waard- en voedselplanten
De Mierenboktor is een soort van bosranden, houtsingels, struweelhagen en dergelijke. Ondanks dat de soort zeldzaam is, kunnen een groot aantal loofbomen en struiken als waardplant gebruikt worden. De ontwikkeling is beken van Spaanse aak (Acer campestre), els (Alnus sp.), Haagbeuk (Carpinus betulus), Hazelaar (Corylus avellana), meidoorn (Crataegus sp.), Beuk (Fagus sylvatica), Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), Walnoot (Juglans regia), appel (Malus sp.), Zoete kers (Prunus avium), Sleedoorn (Prunus spinosa), peer (Pyrus sp.), eik (Quercus sp.), Gewone robinia (Robinia pseudoacacia), roos (Rosa sp.), Boswilg (Salix caprea), vlier (Sambucus sp.), linde (Tilia sp.) en iep (Ulmus sp.) (BÍLÝ & MEHL, 1989; KLAUSNITZER et al., 2016b).
De imago’s eten stuifmeel van verschillende soorten schermbloemigen (Apiaceae), kornoelje, meidoorn, Wilde kardinaalsmuts, braam (Rubus sp.), vlier en spirea (Spirea sp.) (BÍLÝ & MEHL, 1989; KLAUSNITZER et al., 2016b).
Mierenboktor eten stuifmeel en zijn regelmatig op bloeiende struiken en schermbloemen te vinden.
Levenswijze
De larven leven in oude, droge stobben, takken en dunne stammen en voeden zich hier met het hout. Broedlocaties bevinden zich vaak in de boomkronen. Omdat de ontwikkeling in oud, droog hout plaatsvind, wordt het broedhout vaak door meerdere generaties bevolkt, totdat vrijwel het gehele hout is opgevreten. De verpopping vindt in het najaar in het hout plaats waarin de imago’s overwinteren. Er zijn ook gevallen bekend waar de poppenwiegen verlaten worden en de imago’s onder losse schors overwinteren. De larvale ontwikkeling duurt twee of meer jaar (BÍLÝ & MEHL, 1989; KLAUSNITZER et al., 2016b).
De imago’s zijn overdag actief en zijn regelmatig op (potentieel) broedhout en bloemen van struiken en kruiden te vinden (KLAUSNITZER et al., 2016b; VITALI, 2018).
Mierenboktorren worden regelmatig langs gevarieerde houtsingels waargenomen.
Vliegtijd
Mierenboktorren worden vooral vanaf april tot juli waargenomen. De meeste waarnemingen komen uit de meimaand. De uiterste eigen waarnemingen stammen van 26 april (2019) en 16 juni (2013).
Methode
Lokale ervaringen
De meeste waarnemingen van Mierenboktorren zijn afkomstig van bloeiende struiken, Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia), meidoorn, Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina), Gewone vlier (Sambucus nigra) en Rode kornoelje (Cornus sanguinea) waar de kevers op zicht of met behulp van het klopscherm zijn gevonden. Daarnaast is de soort regelmatig uit Zomereik (Quercus robur) en Ratelpopulier (Populus tremula) geklopt. Dit laatste is opvallend omdat Ratelpopulier nergens in de gangbare literatuur als waardplant wordt genoemd. Af en toe wordt de soort ook op stapels gezaag hout of opslagplaatsen van kachelhout waargenomen (GERAEDS, 2021b).
Mierenboktorren zijn ook op zicht gevonden op houtstapels en bloeiende kruiden; Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) en Dolle kervel (Chaerophyllum temulum).
Tekst en foto's R. Geraeds 2021/12_vs1